In de verzekeringspraktijk ontstaan er met de regelmaat van een klok geschillen tussen verzekeringsmakelaars enerzijds en verzekeringsondernemingen anderzijds en dit met betrekking tot hetzij de aanvaarding van een risico aangeboden door de tussenpersoon, hetzij het aangeboden tarief door de verzekeraar.
Dit is onder meer het geval wanneer een verzekeraar de dekking van een risico aangeboden door een verzekeringsmakelaar initieel weigert terwijl vervolgens ditzelfde risico aangeboden door een andere verzekeringsmakelaar dan weer wel wordt aanvaard.
Hetzelfde probleem kan zich voordoen waarbij voor eenzelfde risico een verzekeraar aan verschillende makelaars een gedifferentieerd tarief aanbiedt.
De vraag rijst bijgevolg of een dergelijke ongelijke behandeling van de tussenpersonen met wie een verzekeraar een samenwerking heeft, aanvaard kan worden.
Het antwoord hierop is negatief. Een verzekeraar is ten aanzien van de verzekeringstussenpersonen met wie zij een samenwerking heeft immers gehouden tot een zogenaamde neutraliteitsverplichting. Deze neutraliteitsverplichting heeft zowel betrekking op het aangeboden risico als op de tarificatie.
Dit is de logica zelf.
De aanvaarding van een risico door een verzekeraar wordt immers niet bepaald door de verzekeringstussenpersoon door wie het risico aangeboden wordt. Het risico zelf dient door de verzekeraar onderzocht te worden in het kader van het door haar gevoerde acceptatiebeleid. Hetzelfde geldt met betrekking tot de aangeboden tarificatie. De tarificatie met betrekking tot eenzelfde risico kan niet verschillend zijn naargelang de tussenpersoon die deze polis zal beheren.
Deze neutraliteitsverplichting wordt niet geregeld krachtens bepalingen van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, doch is gesteund op vaststaande en algemeen aanvaarde courtagegebruiken [1].
Deze courtagegebruiken bepalen onder meer dat wanneer er “verscheidene aanbrengers, makelaars of agenten zijn, dan behandelt de maatschappij ze op volledig gelijke voet en mag ze geen van hen voordeliger voorwaarden verlenen”.
Deze neutraliteitsverplichting maakt eveneens deel uit van de sectorale gedragsregels die destijds tot stand zijn gekomen na overleg tussen Assuralia en de verschillende beroepsverenigingen van verzekeringstussenpersonen [2] waaronder FVF.
Deze gedragsregels voorzien onder punt 1.2 dat de verzekeringsonderneming zich ertoe verbindt de integriteit, loyauteit en eerlijkheid in acht te nemen in haar relaties met anderen, waaronder de verbruikers, de tussenpersonen en de andere verzekeringsondernemingen.
De neutraliteitsverplichting wordt meer specifiek nog verder uitgewerkt onder punt 3.2 van deze gedragsregels waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat de verzekeringsonderneming steeds de zakenrelatie met de tussenpersoon en elke aangebrachte nieuwe zaak, die daaruit voortvloeit, zal beoordelen aan de hand van objectieve criteria en met inachtneming van het principe van gelijke behandeling van de tussenpersonen waarmee zij samenwerkt.
De neutraliteitsverplichting die voortspruit uit de courtagegebruiken en de sectorale gedragsregels wordt door de rechtsleer en de rechtspraak algemeen aanvaard [3].
De miskenning van deze neutraliteitsverplichting door de verzekeraar kan aanleiding geven tot een vordering in schadevergoeding in hoofde van de benadeelde verzekeringsmakelaar.
Wanneer voor eenzelfde risico door de verzekeraar een gunstigere tarificatie wordt aangeboden aan een welbepaalde makelaar dan kan een andere makelaar die hierdoor schade lijdt een vordering in schadevergoeding stellen tegenover de verzekeraar. Het komt de benadeelde verzekeringsmakelaar wel toe om het bewijs te leveren van de inbreuk op de neutraliteitsverplichting en van het oorzakelijk verband tussen enerzijds de miskenning van de neutraliteitsverplichting en anderzijds de door hem geleden schade (verlies van een zaak). De benadeelde makelaar zal bijgevolg dienen te bewijzen dat de keuze van de verzekeringnemer om scheep te gaan met een andere makelaar haar oorsprong vindt in andere voorwaarden of tarieven aangeboden door de verzekeraar.
Didier DHAENENS
Advocaat-vennoot bij
DHAENENS & VERMEULEN ADVOCATEN
te Antwerpen
CARTON DE TOURNAI, R. en VAN DER MEERSCH, P., Assurances Terrestres, t I, 524;
MONETTE, DE VILLE en ANDRE, Traité des Assurances Terrestres, t II, p. 471, nr. 476 ;
PIROUX, J., Les producteurs d’assurance terrestre, p. 174, nr. 240 ;
VAN EECKHOUT, W., Le droit des assurances terrestres, nr. 258 ;
VANSWEEVELT, Th. en WEYTS, B., Handboek Verzekeringsrecht, Intersentia 2016, p. 77-78 ;
Kh. Brussel, 10.11.1987, De Verzekering, 1989, 761 ;
BRUSSEL, 10.10.1989, R.R.D., 1990, 363 ;
Rb. Brussel, 12 mei 2004, R GAR 2006, 14074 ;
BRUSSEL, 25 oktober 2006, AR 2004/AR/889 (onuitgegeven);
Luik, 13 mei 2008, T. Verz. 2010, 382;
BRUSSEL, 11 maart 2011, T. Verz. 2013, 108